Akoestische eigenschappen

Inhoud
    Inleiding
    Geluidsisolatie
    Geluidsabsorptie
    Regelgeving
    Meten

 

Inleiding
Geluid bestaat uit golven van in trilling gebrachte lucht. Hoe meer trillingen, hoe hoger het geluid. De voor het menselijk oor hoorbare geluiden zitten grofweg tussen de 20 en 20.000 Hz, dat wil zeggen tussen de 20 en 20.000 trillingen per seconde. Geluid plant zich dus voort door de lucht als een golf. Deze golf heeft een top en een dal, de mate waarin de golf uitslaat bepaalt het geluidniveau: hoe groter de uitslag (amplitude), hoe harder het geluid


Figuur 1 - Schematische weergave geluidsgolven (rode golf is lager en harder dan blauwe golf).

Geluid wordt voortgebracht door op enige wijze de lucht in trilling te brengen. Dit gebeurt met onze stem bij het praten, door muziekinstallaties of door voorwerpen of constructies in trilling te brengen. In de bouwakoestiek onderscheiden we in dit verband luchtgeluid en contactgeluid.
Luchtgeluid is geluid dat in de lucht wordt voortgebracht en voortgeplant. Bijvoorbeeld als mensen met elkaar praten of muziek maken.
Contactgeluid is geluid dat wordt voortgeplant via constructiedelen die (mechanisch) in trilling worden gebracht. Bijvoorbeeld door met een deur te slaan, traplopen of bij boren in de constructie.
Geluidsoverlast ontstaat wanneer er hinderlijk geluid van de ene naar de andere ruimte wordt doorgegeven in de vorm van lucht- en/of contactgeluid.


Figuur 2


Schematische weergave van verschillende vormen van geluidsoverdracht.
Er zijn twee manieren om het geluidniveau in een ruimte tot aanvaardbare proporties terug te brengen:
- isoleren van geluid
- absorptie van geluid
Het isoleren van geluid heeft tot doel om de overdracht van geluid van de ene naar de andere ruimte te minimaliseren. Door geluidsabsorptie wordt het geluidniveau in de ruimte omlaag gebracht, waardoor enerzijds minder geluid kan worden doorgegeven en wordt anderzijds of tegelijkertijd het geluidniveau in de ontvangende ruimte tot een aanvaardbaar niveau teruggebracht.
Geluidsisolatie.
Voor het isoleren van luchtgeluid is vooral massa nodig. Hoe zwaarder een wand is, hoe beter de isolatie tegen luchtgeluid. Baksteen met een soortelijk gewicht van 1700 - 2000 kg/m3 (17 – 20 kN/m3), is dus in vergelijking met lichte scheidingswanden een betere isolator tegen luchtgeluid.
Wel moet er op gelet worden dat in de wand geen geluidlekken optreden, omdat daarmee het isolerende effect van de wand grotendeels teniet wordt gedaan. Geluidlekken in gemetselde wanden ontstaan bijvoorbeeld wanneer de voegen niet goed dicht gezet worden, of bij het aanbrengen van installatiedozen in de wand. Ook de aansluiting van de wand op de omliggende constructie moet overeenkomstig de gewenste geluidsisolatie worden gedetailleerd en uitgevoerd. Is dit niet het geval, dan kan het geluid via (kieren in) de aansluitingsconstructie worden doorgegeven. We spreken in dat geval van flankerende geluidsoverdracht.
Een andere mogelijkheid is nog dat het geluid een alternatieve route volgt buiten de geluidsisolerende voorzieningen om, het zogenaamde omloopgeluid. Een voorbeeld hiervan is een woningscheidende wand waarbij ter weerszijden van de wand in aangrenzende ruimten een raam wordt opengezet. Het geluid kan zich in zo’n geval ongehinderd via de raamopeningen en de buitenlucht tussen deze ruimten verplaatsen. Een ander voorbeeld is een isolerende scheidingswand die geplaatst wordt in een ruimte met verlaagd plafond. Vaak wordt nog vergeten om de wand of de isolatie boven het plafond door te zetten en deugdelijk af te sluiten. Gevolg is dat het geluid ongehinderd via het plafond kan worden doorgegeven.


Figuur 3 – Oplossingen voor veel voorkomende geluidslekken in metselwerkconstructies.


Hoge eisen worden gesteld aan de geluidsisolatie van woningscheidende wanden.
Een massieve steensmuur geeft weliswaar een behoorlijke isolatie tegen luchtgeluid, probleem is echter dat geluiden gemakkelijk worden doorgegeven via de in de bouwmuur opgelegde vloeren. De oplossing voor dit probleem is de ankerloze spouwmuur.
De ankerloze spouwmuur heeft een 5 á 10 dB betere geluidsisolatie dan een even zware massieve muur. Belangrijk is echter dat er ook geen contactgeluiden kunnen worden doorgegeven, mits de constructie goed wordt uitgevoerd. Dit betekent dat de spouw doorgezet moet worden tot minstens 50 cm onder het niveau van de begane grondvloer, omdat anders ter plaatse van de begane grondvloer flankerende geluidsoverdracht kan optreden.
 


Figuur 4


Akoestisch funderingsdetail ankerloze spouwmuur
Bij gevels zijn vooral de kierdichting op het binnenspouwblad langs vloeren en kozijnen en de ventilatievoorzieningen van belang. Goede kierdichting moet het optreden van geluidlekken voorkomen. Ventilatievoorzieningen kunnen een geluidlek in de constructie vormen. Indien nodig kunnen geluidisolerende/geluiddempende ventilatievoorzieningen worden toegepast, bijvoorbeeld suskasten.


Geluidsabsorptie
Naast de geluidsisolatie is ook de geluidsabsorptie in een ruimte van belang, omdat de geluidsabsorptie in een ruimte mede het geluidniveau in die ruimte bepaalt. De mate van absorptie die in een ruimte optreedt wordt gemeten aan de nagalmtijd, dit is de tijd waarin een geluid wegsterft. In een leslokaal is bijvoorbeeld een nagalmtijd van maximaal 0,8 sec. gewenst.
De nagalmtijd (T) kan worden berekend uit de volgende vuistregel: deel het volume (V) van de ruimte (in m3) door 6 maal het absorberend oppervlak(Aa) (in m2). In formulevorm:
T = V/6Aa met: Aa = c x A. Waarin: T = nagalmtijd;
V = volume van de ruimte;
Aa = absorberend oppervlak;
c = absorptiecoëfficiënt en
A = oppervlak wanden, vloer en plafond.
Met absorberend oppervlak wordt een theoretisch oppervlak bedoeld dat alle aangestraalde geluid voor 100% absorbeert. Als we dus het absorberend vermogen van gebruikte afwerkmaterialen kennen, kunnen we de nagalmtijd berekenen. Normaal schoon metselwerk heeft een absorptiecoëfficiënt van 4%, een gepleisterde wand slechts 2%. De bijdrage van een normale schoon metselwerk wand aan de verlaging van het geluidniveau is dus zeer gering.


Een voorbeeld: Een leslokaal heeft een inhoud van 180 m3. Om een nagalmtijd van 0,8 sec. te krijgen zou een schoonmetselwerkwand nodig zijn van: 180/6 x 0,04A = 0,8 => A = 938 m2. Dit is niet te realiseren, normaal baksteen schoonmetselwerk komt dus niet in aanmerking als absorptiemateriaal.
Meestal wordt de gewenste nagalmtijd bereikt door toepassing van absorberend materiaal in plafonds en op de vloer (tapijt).
Binnenmuurstenen met een meer open poreuze structuur, zoals porisosteen en fimonsteen, zijn voor dit doel beter geschikt. De geluidsabsorptie van deze stenen bedraagt 15%.
Voor speciale doeleinden kunnen schoon metselwerkconstructies worden toegepast in combinatie met absorberende materialen en/of structuren die het geluid aan het oppervlak breken en verstrooien. Dit kan worden gerealiseerd door bijvoorbeeld openingen aan te brengen in het metselwerk (open stootvoegen) waarachter zich geluidsabsorberend materiaal bevindt of door het metselen van stenen in reliëf. Verstrooiing van geluid door het reliëf verkleint de kans op hinderlijke echo’s. Een veel toegepaste constructie in bijvoorbeeld zwembaden en muziekruimten (theater, studio e.d.) is schoonmetselwerk waarbij geperforeerde stenen op hun kant worden gemetseld met daarachter geluidsabsorberend isolatiemateriaal (zie figuur 5).
 

Figuur 5
Voorbeeld geluidsabsorberend metselwerk.
Regelgeving
Het Bouwbesluit stelt eisen aan de mate waarin scheidingsconstructies geluid moeten isoleren. Zo worden grenzen gesteld aan de geluidsoverdracht tussen woningen onderling en tussen verblijfsgebieden binnen en de buitenruimte. Ook het geluid van installaties wordt aan maxima gebonden. De uitgangspunten voor berekening en bepaling van de bijbehorende waarden van de isolatie-index voor constructies is vastgelegd in NEN 5077 – Geluidwering in gebouwen, waarnaar in het Bouwbesluit wordt verwezen.
Tabel 1 laat indicatief enkele waarden zien voor de geluidwering (RA) van veelvoorkomende metselwerkconstructies en de bijbehorende waarden voor de luchtgeluidsisolatie-index, Ilu;, welke een maat is voor de luchtgeluidsisolatie tussen ruimten.


Uit tabel 1 kan de isolatieindex voor luchtgeluid bij benadering worden afgeleid afhankelijk van de massa van de scheidingswand. Of een bepaalde metselwerkconstructie voldoet aan de eisen zoals die worden gesteld, kan nauwkeuriger worden vastgesteld aan de hand van de methode die wordt beschreven in NPR 5070 – Geluidwering in woongebouwen – Voorbeelden van wanden en vloeren in steenachtige draagconstructies. Deze praktijkrichtlijn biedt een methode om in drie stappen een woningscheidende steenachtige constructie en de aansluitende constructies te toetsen aan het vereiste kwaliteitsniveau voor de geluidsisolatie. De kwaliteitsklassen voor geluidwering zijn afgeleid uit NEN 1070, waarin deze klassen zijn gedefinieerd als een samenhangend pakket van geluidseisen. De praktijkrichtlijn is uitgewerkt voor kwaliteitsklasse III, overeenkomend met de eisen uit het

Bouwbesluit, en voor klasse II, wat neerkomt op een niveau van 5 dB hoger dan het Bouwbesluitniveau. De te nemen stappen volgens NPR 5070 zijn:
1 – keuze van de woningscheidende constructie.
2 – keuze van de aansluitende constructies.
3 – detailuitwerking van de gekozen constructies.
Met de massa per vierkante meter van de scheidingsconstructie als uitgangspunt kan in de NPR via keuzematrices gezocht worden naar de constructietypen (scheidingsconstructie met aansluitende wanden, vloer en dak) die aan het niveau voldoen dat bij de tabel hoort. De constructietypen worden in de tabel weergegeven als pictogrammen met elk een eigen code, bijvoorbeeld G1, G2, G3 enz. voor de detaillering met de aansluitende gevel. Nadat de keuze voor de aansluitende constructies is gemaakt, kan aan de hand van de code de bijbehorende details worden opgezocht. De in de NPR gebruikte details zijn voorzover mogelijk ontleend aan de SBR-Referentiedetails woningbouw.
De NPR is toepasbaar op woningen en woongebouwen. Voor andere gebouwen kan de praktijkrichtlijn alleen worden gebruikt voor met woningbouw overeenkomende constructies.
Meten
Of in de praktijk daadwerkelijk aan de gestelde eisen wordt voldaan kan slechts worden vastgesteld door meting. De in de praktijk bereikte waarden zijn mede afhankelijk van de kwaliteit van de toegepaste materialen en uitvoering. Afwijkingen van constructies en afmetingen zoals die in de woningbouw gebruikelijk zijn kunnen het resultaat sterk beinvloeden.